Koffie wordt gezet van de zaden van diverse soorten van het geslacht Coffea. Ze vormen, afhankelijk van de soort, struiken tot kleine bomen. Koffiesoorten zijn inheems in tropische en zuidelijke streken van Afrika, alsmede tropisch Azië. Ondertussen zijn koffiestruiken overal aangeplant waar het klimaat het toelaat. Er bestaan minsten 100 verschillende koffieplanten en in ondoordringbare oerwouden worden nog steeds 'nieuwe' soorten ontdekt.
Na de bloei ontstaan uiteindelijk eetbare rode of paarse bessen. Iedere bes bevat twee zaden, al zit er in zo'n 10 procent van de bessen maar eentje. In zowel de bladeren als de bessen zit caffeïne, een alkaloïde die de plant aanmaakt ter bescherming tegen vraat van planten- en besseneters. Qua economische waarde is Coffea arabica het belangrijkst en deze soort levert ongeveer 75 tot 80 procent van de wereldproductie van koffie. Voor de rest is Coffea robusta een goede tweede. Beide soorten hebben ooit hun wortels in de droge gebieden van Ethiopië gehad. Robusta-bonen komen veel uit Vietnam en Indonesie, terwijl Arabica-bonen uit Colombia en Midden-Amerika afkomstig zijn.
Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Coffea, is afgeleid van het Arabische woord qahwah ('koffie'), maar dat ooit wellicht 'wijn' heeft betekend. Anderen denken dat het woord te maken heeft met een regio in Ethiopië die 'Kaffa' wordt genoemd, maar onduidelijk is of de regio vernoemd is naar koffie of andersom. In oude Arabisch woordenboeken werd echter geschreven dat het van het werkwoord qahiya 'geen honger hebben' afkomstig was en dat had te maken met de eetlust bedwingende eigenschappen van koffie. Het tweede deel, arabica, betekent uiteraard '(uit) Arabië'.
Er bestaat enig bewijs dat de koffieboon als stimulerend middel al bekend was gedurende het leven van de beroemde Arabische arts en astronoom Abu Bakr Muhammed ibn Zakariya El Razi (852-932). Niet geheel duidelijk is of er een drank van de bonen gebrouwen werd of dat er op de bittere bonen gesabbeld werd.
Voor veel mensen kan de dag niet écht beginnen voordat ze een paar kopjes koffie hebben gedronken. Mogelijk doen we een beetje aan zelfmedicatie, want koffie is onderwerp van veel wetenschappelijk onderzoek geweest. Jarenlange regelmatige gematigde koffieconsumptie (een paar kopjes koffie per dag) lijkt een gunstig effect te hebben op onze cognitieve vermogens[1]. Het voorkomt mogelijk de achteruitgang van onze cognitieve vermogens op latere leeftijd en het ontstaan van neurodegeneratieve aandoeningen zoals alzheimer en parkinson. Ook kan het zowel het risico op als de schadelijke gevolgen van een beroerte beperken. Gepubliceerde onderzoeken in de afgelopen jaren wijzen consistent op een verband tussen regelmatige, gematigde koffieconsumptie (zonder suiker en melk) en een verlaagde kans op diabetes type 2[2]. Zelfs een lagere sterfte door een veelheid aan kwalen wordt gemeld door het drinken van koffie.
[1] Wu et al: Coffee intake and the incident risk of cognitive disorders: A dose-response meta-analysis of nine prospective cohort studies in Clinical Nutrition – 2016
[2] Effect of Coffee Consumption on the Progression of Type 2 Diabetes Mellitus among Prediabetic Individuals in Korean Journal of Family Medicine – 2016
Geen opmerkingen:
Een reactie posten