Pagina's

Cupaçu

De cacaoboon (Theobroma cacao) is geen eenzame wees binnen zijn familie. Een hier volstrekt onbekend broertje is de cupaçu (Theobroma grandiflorum). Omdat hij inheems is in grote delen van het stroomgebied van de Amazone, namelijk de tropische regenwouden van Colombia, Bolivia, Peru en het noorden van Brazilië bestaan er ook wat regionaal afwijkende benamingen. De belangrijkste daarvan zijn cupuassu, cupuazú, cupu assu en copoasu.
De hoogte van de cupaçuboom varieert van een meter of vijf tot zelfs 20 meter. Maar die laatste hoogte is toch echt een uitzondering. De stam is bedekt met een bruine bast en aan de takken groeien tot 35 centimeter lange bladeren. De soort bloeit met prachtige crèmekleurige bloemen met lange dieproze meeldraden.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Theobroma, is een combinatiewoord uit het Grieks, waar theos (Θεός) 'god' betekent en broma (βρῶμα) 'voedsel'. Samen is dat dus 'voedsel van de goden'. Het tweede deel, grandiflorum, is een combinatiewoord uit het Latijn, waar grandis 'groot' betekende en flos 'bloem'. Samen is dat '(met) grote bloemen'. De inheemse naam cupaçu is de Portugese versie van een uitgestorven taal, het Oud-Tupi, waarin men de boom en het fruit kupu'yûasu noemde.
[Image: Puime]

De vruchten zijn langwerpig, tot 25 centimeter lang en een centimeter of tien in diameter, bruin en bedekt met een dikke en harde schil, de exocarp. Ze worden niet geoogst, maar geraapt als ze uit de boom zijn gevallen. Het vruchtvlees kan rauw worden gegeten en men maakt er sap, jam en desserts van. Zaden van deze soort worden gebruikt als chocoladevervanger. Ze bevatten veel vet en en zijn een bron van cacaoboter. Deze alternatieve (en prijzige) cacaoboter wordt ook gebruikt in cosmetica. Medicinaal wordt de plant gebruikt bij de behandeling van buikpijn, angina pectoris, hoge bloeddruk, gebarsten huid en brandwonden en blauwe plekken.

De vrucht bevat een aantal grote zaden omgeven door een zeer aromatisch, sappig vruchtvlees met een licht zure smaak. Het vruchtvlees neemt ongeveer een derde van de binnenruimte in. Ze bevatten ook een vluchtige olie en de stimulerende alkaloïden cafeïne en theobromine. Bovendien bevatten ze ook theacrine, een alkaloïde, waarvan de wetenschap heeft aangetoond dat het een ontstekingsremmende en pijnstillende werking heeft[1].

We zijn toegekomen aan het belangrijkste onderdeel. Hoe ruikt en smaakt de cupaçu? Welnu, omdat hij een direct familielid is van de cacao, zal het niet verbazen dat hij ietwat naar chocola ruikt. Maar dat is niet alles. De pulp van de cupaçu ruikt naar een combinatie van chocola en ananas. Het sap smaakt naar een interessante mix van peer, banaan, passievrucht en meloen.

[1] Wang et al: Theacrine, a purine alkaloid with anti-inflammatory and analgesic activities in Fitoterapia – 2010

Geen opmerkingen:

Een reactie posten