De betelnoot is een steenvrucht van de betelpalm (Areca catechu), een tot 20 meter hoge palmboom. De vruchten zijn bij rijpheid geel tot oranje van kleur, zijn rond tot eivormig van vorm en hebben een doorsnede van zo'n 6 centimeter. In die vrucht zit dus de betelnoot. De betelnoot is botanisch gezien een broertje van de kokosnoot, maar is een stuk kleiner.
De oorsprong van de betelpalm ligt volgens de geleerden op de Filippijnen, maar groeit en bloeit ondertussen in grote delen van Zuidoost-Azië, de Stille Oceaan en het Caraïbisch gebied. Hij heeft dus dezelfde route gevolgd als zijn grotere broer, de kokosnoot. Het gekke is natuurlijk dat de kokosnoot op vele idyllisch mooie eilanden in de Stille Zuidzee met stralend witte stranden beschouwd wordt als een onmisbare bron van voeding, terwijl de betelnoot slechts een genotsmiddel is.
Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Areca, is afkomstig van de plaatselijke naam in het Malabar, een kust- en taalgebied in het zuidwesten van India, waar areek de naam van de betelpalmboom was. Het tweede deel, catechu, is ook al afkomstig uit een taal van het Indiase subcontinent, waar caycao of kaku of katti-shu uit het Tamil stamt en 'betel(noot)' betekent. De variaties hebben te maken met de manier van overzetten van het Tamil naar de westerse klanken.
De betelnoot is bitter en wordt gekauwd zoals men vroeger tabak pruimde. De noot wordt eerst nog gewikkeld in een betelblad. Vreemd genoeg is dat niet een blad van de betelpalm, maar het blad van een in delen van Zuidoost-Azië groeiende pepersoort, de betelpeper (Piper betle).
Zowel de betelnoot als de betelpeper hebben een licht stimulerende werking. Het is een vast onderdeel van de cultuur van vele landen waar de betelpalm wordt aangetroffen. Het helpt je de nare ervaringen van alledag wat vergeten en geeft je weer nieuwe energie. De werkzame stofjes in de betelnoot lijken ook een wat anti-depressieve werking te hebben (bij ratten)[1].
Nu klinkt het bovenstaande nogal positief, maar er kleven ook behoorlijk wat negatieve aspecten aan het pruimen van de betelnoot. De alkaloïden, zoals arecaidine en arecoline, werken verslavend. De betelnoot heeft verder een verwoestende uitwerking op je gebit en op de langere termijn is het gebruik kankerverwekkend. Vooral kankers in de mond komen veel voor na langdurig gebruik[2].
Ook de dieprode kleurstof, die de noot uitscheidt tijdens het kauwen, is niet direct esthetisch aantrekkelijk. De rode tanden doen mij denken aan Dracula die zojuist zijn laatste slachtoffer in haar nek heeft gebeten.
[1] Abbas et al: Potential antidepressant activity of Areca catechu nut via elevation of serotonin and noradrenaline in the hippocampus of rats in Phytotherapeutical Research – 2013
[2] Gupta et al: Rising incidence of oral cancer in Ahmedabad city in Indian Journal of Cancer – 2014
Geen opmerkingen:
Een reactie posten