Pagina's

Huttentutzaad

Van de huttentut (Camelina sativa) heb je waarschijnlijk nog nooit gehoord. Toch was het ooit in Nederland een belangrijk landbouwgewas. Zo bekend was de huttentut dat hij een hele serie regionale namen heeft gekregen, waaronder dederzaad, vlasdodder of vlasdotter. In Engelstalige landen staat het bekend als camelina, gold-of-pleasure, false flax wild flax, linseed dodder, German sesame or Siberian oilseed.
Het is dus wel duidelijk dat de huttentut inheems moet zijn van Engeland tot aan Siberië. De huttentut behoort tot de uitgebreide familie van de kruisbloemigen (Brassicaceae). Het is een eenjarige plant, die in hoogte varieert van 30 tot 120 centimeter. De zijstengels worden gedurende het jaar houtig van structuur. Dat maakte die stengels perfect voor het gebruik als bezem. De huttentut bloeit met vaalgele bloemen en de kleine zaden hebben een karakteristieke oranje kleur.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Camelina, is een combinatiewoord uit het Oudgrieks. Wikipedia gelooft dat het eerste deel als 'grond' vertaald moet worden, maar ze hebben het fout. Kamai (Καμαι) betekent namelijk zoiets als neer(leggen) of neer(slaan) en linon (λινον) betekent 'vlas'. Samen verklaart het het bijgeloof dat huttentut in staat is om de energie van vlas te kunnen verminderen. Het tweede deel, sativa, betekent in het Latijn 'gezaaid' of 'gecultiveerd'.

De huttentut werd traditioneel geteeld voor diens plantaardige olie. Het werd ingezet als lampenolie. De restanten die overbleven na het persen, de koek, deed dienst als veevoer. Archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat men al rond 1000 vC in het oude Griekenland is begonnen met het telen van deze nuttige plant. De huttentut werd namelijk verbouwd op plaatsen die niet meer geschikt bleken voor olijfbomen.

Tot in de Tweede Wereldoorlog was de huttentut een belangrijk gewas, zeker omdat gedurende die tijd de Duitsers behoorlijk last kregen van embargo's. Ze moesten wel hun tanks en vliegtuigen voltanken met huttentutolie.
Er wordt intussen onderzoek verricht of de huttentut niet aan een revival zou kunnen beginnen. De plant is namelijk bijzonder rijk (tot wel 45%) aan omega-3-vetzuren. Het is eigenlijk zeer geschikt als bakolie. En dus hadden ze daar in Griekenland helemaal gelijk: als er geen olijven en olijfolie zijn neem je gewoon huttentutzaad en huttentutolie.

Mocht je overigens willen weten wat het woord 'huttentut' betekent, dan bevind je je in goed gezelschap: via 'huttegetut' komen taalkundigen uit bij 'klein grut', vanwege de kleine zaadjes. In diezelfde woordfamilie zitten ook 'hutje mutje' (als je met teveel mensen in een te kleine ruimte zit) en de uitdrukking van verbazing 'grote grutjes' (afgeleid van 'grut').

Geen opmerkingen:

Een reactie posten